Impact van (voor)lezen op de woordenschat
Kinderen leren woorden niet alleen in het onderwijs (en dus ‘intentioneel’) maar ze vangen ook veel terloops op door gesprekken te voeren met volwassenen en leeftijdsgenoten thuis of in de klas, door filmpjes te bekijken of liedjes te beluisteren en ook door te lezen (‘incidenteel’ leren). Vooral het lezen levert veel woordenschatkennis op. Amerikaans onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen, als ze elke dag een kwartier lezen, duizend woorden per jaar bijleren, dat is evenveel als wat ze winnen door een jaar onderwijs (Broekhof, 2014). Door te lezen kunnen kinderen woorden spelenderwijs verwerven en dat is zeker het geval wanneer ze met plezier lezen. Mol en Bus (2011) kwamen tot de conclusie dat vooral kinderen die in hun vrije tijd lezen hoger scoren als het op woordenschatkennis aankomt.
Het is voldoende bekend dat de thuissituatie van kinderen een grote invloed heeft op hun taalontwikkeling. Het taalaanbod is een van de zogenaamde ‘taalgroeimiddelen’: hoe meer kinderen met een rijk taalaanbod geconfronteerd worden, hoe meer kansen ze krijgen om zelf taal te gebruiken en door feedback van de omgeving in hun taalgebruik te groeien. Vooral de hoogfrequente woorden, begrippen die in het dagelijkse leven vaak voorkomen, worden door de omgeving doorgegeven (Broekhof, 2021a). Het boekenaanbod thuis speelt ook een grote rol: als kinderen veel boeken zien en ouders hebben die zelf lezen en voorlezen, zet hen dat ook makkelijker tot lezen aan. Niet in alle gezinnen wordt er evenveel en vlot gesproken en als dat niet het geval is, kunnen boeken een eventuele leemte opvullen. Door te lezen komen kinderen in aanraking met laagfrequente woorden. Broekhof stelt dat ‘prentenboeken bijna net zoveel laagfrequente woorden bevatten als gesprekken tussen hooggeschoolde volwassenen’ (Broekhof, 2014b). De taal in boeken is vaak rijker en complexer dan de spreektaal die in het dagelijkse leven, bijvoorbeeld bij de verzorging, gebruikt wordt. Zowel de kwantiteit als de kwaliteit speelt mee. Door te lezen maken kinderen kennis met nieuwe woorden en verdiepen ze hun woordkennis.
Niet alleen door zelf boeken te lezen maar ook door te luisteren naar voorgelezen verhalen, kunnen kinderen nieuwe woorden verwerven of woorden die ze al kennen beter gaan begrijpen. Als volwassenen prentenboeken voorlezen aan kleuters of lagereschoolkinderen, worden de woorden meteen aan plaatjes gelinkt en wordt de betekenis door de context duidelijk, zeker als er over de boeken gesprekken worden gevoerd. In boekjes voor heel jonge kinderen staan soms helemaal geen teksten maar alleen prenten, waardoor het spreken nog aan belang wint. Tijdens het voorlezen en de gesprekken blijken opvoeders vaak een complexere taal te gebruiken dan in het dagelijkse leven het geval is (Broekhof, 2021b). Zeker wanneer verhalen verschillende keren worden voorgelezen, verdiepen de woordenschat en het begrip. Sommige gezinnen kennen niet zozeer een voorlees- maar eerder een vertelcultuur en ook die verhalen zijn een bron van woorden.
Impact van (voor)lezen op de leesvaardigheid
Voor beginnende lezers betekent ‘leesvaardig zijn’ vloeiend kunnen lezen d.w.z. correct en snel de tekens kunnen decoderen, terwijl het uiteindelijke doel is dat kinderen teksten met begrip en aandacht voor de inhoud verwerken. Ook hier geldt dat kinderen beter zijn in technisch en begrijpend lezen wanneer ze in een boekrijke omgeving zijn opgegroeid (Mol & Bus, 2011). Boeken voorlezen draagt bij tot een goede leestechniek: jonge kinderen die worden voorgelezen maken kennis met de klanken en vaak voorkomende klankcombinaties en ontwikkelen zo hun fonologisch bewustzijn, de voorbereiding voor aanvankelijk technisch lezen. In boeken voor peuters en kleuters komen al snel niet alleen beelden maar ook korte teksten voor om de gebeurtenissen te omschrijven en vanaf 3 jaar wordt de taal complexer (Broekhof, 2021a).
Een sterke leestechniek is de basis voor motivatie en competentie: pas wanneer het lezen redelijk correct en voldoende snel gebeurt, zullen kinderen tijdens het lezen de inhoud trachten te begrijpen. Bij oudere kinderen heeft het lezen (en beluisteren) van verhalen een impact op hun vaardigheid in begrijpend lezen: niet alleen het taal- maar ook het denkvermogen wordt gestimuleerd (bijvoorbeeld door te reflecteren over oorzaak-gevolgrelaties of door een gepast einde te verzinnen). Zeker wanneer over de boeken wordt gesproken is er kans dat het inzicht wordt vergroot. Omdat boeken altijd érgens over gaan, vergaren kinderen die lezen al snel heel wat informatie over wat er in de wereld gebeurt. Die kennis van de wereld koppelen aan de inhoud van een tekst is precies waar begrijpend lezen om draait.
Het omgaan met boeken op jonge leeftijd bevordert in belangrijke mate de geletterdheid van de lezers. Bij jonge kinderen wakkert het de ontluikende geletterdheid aan: ‘de bekendheid met geschreven taal en daarmee samenhangende vaardigheden voorafgaand aan het leesonderwijs’ (Broekhof, 2021b). In de fase van de beginnende geletterdheid zullen kinderen vertrouwd geraken met de taal van boeken en verwerven ze ook vaardigheden m.b.t. boekoriëntatie. Ze maken kennis met het boek als voorwerp: ze herkennen de voor- en achterkant, weten hoe je een boek opent, hoe je bladzijden omslaat en waar de tekst begint, ze ontdekken dat illustraties en beeld samen een verhaal vertellen en dat je boeken van voor naar achter, van boven naar onder en van links naar rechts leest. Kinderen leren bovendien hoe verhalen in elkaar zitten en ook dat is een goede voorbereiding op begrijpend lezen.
Het is uiteraard zo dat kinderen hun leestechniek kunnen oefenen aan de hand van AVI-boekjes, maar meestal is de taal in deze boekjes niet bijzonder rijk. Daarvoor hebben ze baat bij het lezen van literaire kinderboeken: die bevatten doorgaans een rijkere formulering, een verrassende verhaallijn, eventueel taalspel en dergelijke. Lezen heeft niet alleen een impact op de leesmotivatie en de lees- en taalvaardigheid, maar ook op de literaire competentie van kinderen. Literair competente jongeren zijn thuis in de wereld van boeken, hebben inzicht in de werking ervan en kunnen er een oordeel over uitspreken. Daarvoor zijn ‘rijke’ teksten cruciaal: ‘Deze teksten kenmerken zich door langere zinnen met verbindingswoorden, samenhang, een heldere tekststructuur, een gevarieerde woordenschat met een goede balans tussen laagfrequente en hoogfrequente woorden, figuurlijk en letterlijk taalgebruik, gelaagdheid en eventueel afbeeldingen (en andere media) die de tekst versterken. Daarnaast leggen ze een verbinding met – afhankelijk van de leeftijd – de eigen leefwereld of de wereld als geheel’ (Stichting Lezen, 2020).
Impact van (voor)lezen op de luister- en spreekvaardigheid
Voordat kinderen in het onderwijs starten, hebben ze al een zeker niveau van mondelinge taalvaardigheid. Zelfs aan baby’s die worden voorgelezen kan je merken dat ze ‘luisteren’ en dat hun aandacht is gevestigd op de prenten en de taal. Heel jonge kinderen kunnen zich al geboeid tonen wanneer ouders boeken met plaatjes en al dan niet met tekst ‘voorlezen’ of vertellen. De verhalen worden langer vanaf vier jaar, wanneer hun taalgebruik ook is gevorderd. Hoe groot hun mondelinge taalvaardigheid is, hangt samen met hoe ver hun woordenschat op dat moment reikt. In elk geval kan je dan met hen in gesprek gaan over het boek: ze kunnen het verhaal navertellen, hun eigen beleving verwoorden, vragen stellen over wat ze niet begrijpen en antwoorden op vragen over het boek. De essentie van het (voor)lezen ligt dus niet uitsluitend in de boeken, maar wel in de interactie erover. Spreken over boeken biedt kinderen de kans hun taalgebruik te oefenen en zo hun mondelinge taalvaardigheid te vergroten. Zowel thuis als in de klas is het voeren van gesprekken over boeken een belangrijke factor voor de mondelinge taalontwikkeling. De rol van de ‘helpende volwassene’ is daarbij cruciaal, zoals eerder besproken (Chambers, 2012).
Impact van (voor)lezen op de schrijfvaardigheid
Volgens Broekhof (2014a) is er veel wetenschappelijk bewijs dat lezen niet alleen een positieve invloed heeft op de woordenschat en de leesvaardigheid van kinderen, maar ook op hun (creatief) schrijven, hun spelling en grammatica. In ‘Meer lezen, beter in taal – po’ (2021a) stelt hij zich de vraag hoe het kan dat leerlingen door veel te lezen betere schrijvers worden. Dit is het antwoord: “Volgens Krashen is het effect te verklaren doordat lezers zich onbewust allerlei conventies van de geschreven taal eigen maken. Ze lezen veel goed geformuleerde zinnen en raken op die manier zozeer vertrouwd met correcte grammatica, spelling en interpunctie dat zij zelf bijna niet anders meer kunnen op het moment dat zij zelf gaan schrijven: ‘Volgens mij kun je zeggen dat bijna alle belezen mensen ook heel acceptabel schrijven en dat ze het heel moeilijk vinden om slecht te schrijven’ (Krashen, 2004:45).” Uit onderzoek van Mol en Bus (2011) blijkt dat kinderen die vaak lezen in hun vrije tijd, ook hoger scoren voor spelling (naast woordenschat en technisch en begrijpend lezen). Ze ontdekten dat deze kinderen een groter fonologisch en orthografisch bewustzijn ontwikkelen dan niet-lezers. Zij vonden een rechtstreeks verband tussen het foutloos schrijven van woorden en vrijetijdslezen. Door boeken (fictie en non-fictie) te lezen, raken kinderen vertrouwd met de conventies van de geschreven taal, wat een invloed heeft op hun eigen schrijfvaardigheid.
Besluit: impact van (voor)lezen op de taalvaardigheid van kinderen
Het effect van lezen op de leesvaardigheid is bewezen: we spreken in die context van de (positieve) leesspiraal, nl. hoe meer kinderen lezen, hoe beter hun taal. De voordelen van voorlezen zijn te vergelijken met die van lezen. Vooral de impact op de woordenschat van lezers is overduidelijk, wat een logisch gevolg heeft voor de hele taalvaardigheid, aangezien woorden de dragers van taal zijn. Voorlezen stimuleert het fonologisch bewustzijn van kleuters en de ontluikende geletterdheid in het algemeen en wordt daarom beschouwd als een goede voorbereiding op het technisch lezen bij de start van de lagere school. Door gesprekken te voeren over boeken oefenen kinderen bovendien hun mondelinge taalvaardigheid. Tot slot is aangetoond dat boeken lezen, zeker wanneer dat in de vrije tijd gebeurt, een uitgesproken impact heeft op de schrijfvaardigheid van kinderen: door vertrouwd te geraken met de conventies van de geschreven taal, worden ze zelf ook betere schrijvers.
We kunnen dus wel degelijk stellen dat lezen van en luisteren naar verhalen en alle andere tekstgenres een positief effect hebben op de taalvaardigheid van jonge kinderen, maar er is meer. Het positieve effect dat we bij kleuters kunnen vaststellen werkt langere tijd door en dat blijkt ook later in het lager onderwijs waar ze betere lezers en schrijvers blijven. Let wel: ook dan is het nog zinvol om aan ‘oudere’ kinderen voor te lezen, omdat hen dat kan aanzetten om zelf gemotiveerd te gaan of blijven lezen en daarin tegelijk plezier en vaardigheid te ontdekken.
Extra: impact van (voor)lezen op de taalvaardigheid van anderstalige nieuwkomers
Onderwijs Vlaanderen geeft een omschrijving van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers en daaruit blijkt dat we, wanneer zij in ons onderwijs terechtkomen, vooral aan twee behoeften moet werken: de sociale integratie en de taalvaardigheid Nederlands. We stellen vast dat leesbevordering aan beide behoeften een bijdrage kan leveren. Een van de activiteiten die leerlingen in een klas een gevoel van welbevinden kunnen geven in een veilig en positief klimaat, is het voorlezen van boeken. Samen gezellig luisteren naar een verhaal en je inleven in de personages en de gebeurtenissen die ze meemaken, schept een band en verhoogt het gevoel van samenzijn.
Daarnaast heeft lezen ongetwijfeld een positief effect op de taalvaardigheid van lezers, al is daarbij de eigenheid van elke individuele lezer bepalend voor de mate waarin dat gebeurt. ‘De luistervaardigheid, de woordenschatkennis van een kind, de kennis van het taalsysteem, de mate waarin een kind het technisch lezen beheerst en daarmee samenhangend inzicht heeft in geschreven taal, de competentie om die vaardigheden simultaan in te zetten en de mogelijkheid om al die factoren te verbinden met de (voor)kennis van de wereld die het kind bezit, spelen een grote rol bij en tijdens het begrijpend lezen’ (Gobyn et al, 2019). Dit geldt meer specifiek voor de nieuwkomers die de Nederlandse schooltaal nog niet beheersen.
Naar schatting is de woordenschat van nieuwkomers bij de aanvang van de basisschool gemiddeld de helft kleiner dan die van Nederlandstalige leerlingen, en lezen blijkt ook voor hen een geschikte manier om woorden te verwerven (Broekhof, 2014b). Het is belangrijk dat ze voldoende taal meekrijgen om zich in het dagelijkse leven te behelpen, maar de school- en vaktaal zijn noodzakelijk om mee te kunnen op school. Boeken, zo hebben we gezien, bieden zowel die dagelijkse als de vaktaal. Door te lezen krijgen kinderen de hoogfrequente woorden aangeboden, net zoals dat gebeurt in dagelijkse gesprekken. Maar boeken bieden daarenboven de laagfrequente woordenschat. Broekhof stelt ‘dat gerichte woordenschatinstructie voor deze leerlingen onvoldoende is om de woordenschatkloof te overbruggen. Met name voor hen komt het er dus op aan dat zij hun woordenschat uitbreiden door veel te lezen’ (Broekhof, 2014b). Via non-fictie maken alle kinderen bovendien kennis met de vaktaal die in het onderwijs zo een grote rol speelt. Veel kinderboeken, van allerlei genres, bevatten prenten en die leveren de beelden die kunnen helpen om nieuwe woorden te begrijpen en in gesprekken zelf te gebruiken.
Het taalaanbod van het onderwijs is cruciaal voor de Nederlandse woordenschat, maar de thuistaal van de nieuwkomers is de basis voor de tweede taal. Daarom is het cruciaal dat ouders en opvoeders kinderen in hun eigen taal voorlezen en hen verhalen in hun thuistaal aanbieden. Door te lezen krijgen kinderen een rijk taalaanbod in hun moedertaal en leren ze bijvoorbeeld begrippen kennen die ze nadien naar het Nederlands zullen vertalen. De moedertaal is een opstapje naar het Nederlands. Volgens de ijsbergtheorie van Cummins immers hebben talen een gemeenschappelijke basis en verloopt de transfer tussen beide zo goed als automatisch.
Over het algemeen is de aandacht voor leesbevordering in het onderwijs eerder beperkt. Kinderen van laag opgeleide ouders zijn vaak minder taalvaardig en niet gemotiveerd om te lezen, en datzelfde geldt zeker voor kinderen met een andere thuistaal. Leerkrachten dienen het daarom als hun taak te zien, de motivatie voor lezen bij àlle kinderen aan te wakkeren. Volgens Kees Broekhof krijgen veel kinderen thuis immers ‘niet het taalaanbod waarmee ze op school toekomen’ (Broekhof, 2014). Bij kinderen uit taalarmere milieus zijn vaak minder boeken aanwezig en dat terwijl lezen buiten school net een grote meerwaarde is. Bezoeken aan de bib en het uitlenen van verteltassen zijn voorbeelden die een bijdrage kunnen leveren, en ook digitale vertelmiddelen kunnen thuis ingezet worden en kinderen helpen om geen achterstand in taal op te lopen (Stichting lezen, 2021). Het helpt ook als kinderen hun ouders zien lezen, die houding aanmoedigen kan ook een rol van de school zijn.
Dat boeken lezen de leesvaardigheid bevordert staat vast. Luisteren naar boeken die worden voorgelezen zijn een goede voorbereiding op technisch lezen omdat de nieuwkomers zo kennismaken met de Nederlandse klanken en dus hun fonologisch bewustzijn ontwikkelen. Maar ook het denkvermogen wordt gestimuleerd, wat bijdraagt tot het begrijpen van de inhoud van de verhalen. Daarnaast maken nieuwkomers die nauwelijks onderwijs volgden voordat ze in onze scholen aansloten kennis met het fenomeen boeken en kunnen ze ermee vertrouwd geraken.
Ook het mondelinge taalgebruik vaart wel bij lezen en voorlezen. Taal verwerf je immers door ze te gebruiken, zoals de drie taalgroeimiddelen aantonen. Alle leerlingen kansen op interactie bieden is dus essentieel. Het is voldoende aangetoond dat luisteren naar verhalen en spreken over boeken taalstimulerend werkt. Na het voorlezen gaan we best met nieuwkomers én reguliere leerlingen in gesprek over het boek: we laten hen het verhaal navertellen of eigen ervaringen verwoorden, vragen beantwoorden, meningen geven enzovoort en bieden hen zo de kans om taal te gebruiken.
Ook stimuleert lezen de schrijfvaardigheid van kinderen, want het bevordert het orthografisch bewustzijn van jonge taalgebruikers: door te lezen maken ze kennis met goed geformuleerde Nederlandse zinnen en dus ook met de regels van de spelling en de grammatica. Doordat ze inzicht krijgen in de foneem-grafeemkoppeling en de schrijfwijze van woorden, kunnen ook hun schriftelijke vaardigheden vergroten Die kunnen ze geleidelijk aan in hun eigen schrijfproducten toepassen en zo worden ze op termijn allicht sterkere schrijvers. Een mooi neveneffect is dat boeken lezen de fantasie van kinderen vergroot, wat van hen niet alleen sterkere maar ook creatieve schrijvers kan maken.