Aangezien onderzoek heeft uitgewezen dat een inclusieve aanpak de meeste kansen op succes heeft, kiezen we voor activiteiten die leerkrachten van klassen met een minderheid aan anderstaligen kunnen aanbieden aan alle leerlingen samen. De aanpak van ANNA bestaat eruit dat je bestaande activiteiten, lessen, opdrachten … zal kiezen en die zal aanpassen voor gebruik in de reguliere klas. De bestaande leermiddelen kunnen ofwel bedoeld zijn voor anderstalige nieuwkomers en dus opgenomen in een AN-methode of je kan ze zelf ontwikkeld hebben of ze kunnen deel uitmaken van een ‘gewone’ taalmethode. Waarom gaan we ervan uit dat we deze materialen – die toch kwaliteitsvol zijn –moeten aanpassen? De reden is eenvoudig: geen enkele methode, hoe doordacht ook, is ideaal. De specifieke situatie en voorkennis van de anderstalige leerlingen in je klas zullen zo verschillend zijn dat je de lessen aan de kenmerken van je leerlingen zal moeten aanpassen. Vandaar dat het altijd nodig is erin te differentiëren. Ga wel eerst na of ze ‘krachtig’ zijn op het vlak van doelen, materialen, opdrachten, werk- en groeperingsvormen enzovoort. Het Plan van Aanpak bestaat dus uit twee stappen: de screening en de adaptatie.

Je start met de leermiddelen die je voorhanden hebt te screenen en een les te selecteren die beantwoordt aan de voorwaarden van een krachtige leeromgeving. Dat betekent dat de activiteiten in die les zo zijn uitgewerkt dat je kan verwachten dat de leerlingen ze als fijn ervaren omdat ze hun thuistaal mogen gebruiken (positief, veilig klasklimaat) of omdat je hun eigen inbreng toelaat. Belangrijk is ook dat de leerlingen het nut inzien van de taken die in de les worden uitgevoerd (betekenisvolle taken): hiervoor screen je de doelen, het taalaanbod, de motivatie, de uitdaging en de afwisseling in werkvormen. Ten slotte ga je na of de activiteiten waarbij de leerlingen zelf aan het woord zijn, mondeling of schriftelijk, hun taalvaardigheid verhogen (ondersteuning door interactie),

Van zodra je een les hebt gekozen die geschikt is als uitgangspunt, kun je nagaan welke aanpassingen moeten gebeuren om de taak optimaal te maken voor alle leerlingen: AN en niet-AN.  Je kan differentiëren in de doelen die je vooropstelt, de activiteiten en de organisatie. De doelen moeten voor de AN vooral functioneel zijn en de taalcompetenties van alle leerlingen bevorderen. Wat de activiteiten op zich betreft: die moeten beantwoorden aan de voorwaarden voor een taalgerichte didactiek. Je optimaliseert daarom de betekenisvolheid van de taken, de interactie, de ondersteuning en de mate van reflectie in de taak. Ten slotte kan je ook de organisatie aanpassen: ga daarom de groeperingsvormen en de klasinrichting na.

Voor de duidelijkheid: de bovenstaande aanpassingen breng je aan voor de anderstalige nieuwkomers in een les die voor het overige bestemd is voor een reguliere klas. In die reguliere klas zitten allicht ook taalsterkere en -zwakkere leerlingen, dus een zekere mate van differentiatie is altijd wel nodig. Maar een leerling die net is ingestroomd en nauwelijks een basiskennis heeft van de taal die in de school wordt gesproken, heeft meer ondersteuning nodig dan de leerlingen met een lage (schoolse) taalvaardigheid die het Nederlands op school wel begrijpen en zich ook voldoende kunnen uitdrukken. Uiteraard is het onbegonnen werk om alle lessen op elk punt af te stemmen op de anderstalige leerlingen, maar ook kleine adaptaties kunnen voor de anderstalige nieuwkomers hun gevoel van welbevinden en betrokkenheid én hun kansen op succes verhogen!